ANSELMUS ADORNES
Ciao, mijn naam is Anselmus Adornes en ik woon in Brugge aan de Verversdijk. Ik ben eigenlijk een koopman, maar omdat we het zo goed stellen, hou ik me ook wat bezig met de politieke zaken in en om Brugge en sponsor ik ook veel kunstenaars. Ontdek samen met mij het Brugge van mijn tijd!
Zie hier mijn paspoort
Anselmus Adornes
8/12/1424
Bruges
Italian
Son of Pieter II Adornes - Elisabeth Braderickx
Married to Margareta van der Banck - 16 children
De ververs aan de Verversdijk
Hier woon ik - aan de Verversdijk, in een groot complex waar ook voldoende stapelruimtes zijn en plaats voor de lakenververijen - een gigantisch huis dus...
Anselmus trad in de voetsporen van zijn grootvader Pieter I Adornes, door actief te zijn in de internationale handel. Hij bemiddelde vooral in transacties met Genuese kooplieden. Tot aan zijn dood onderhield hij commerciële betrekkingen met Genua en ook met Spanje. Zijn handel had vooral betrekking op de invoer van aluin en van laken uit Doornik en uit Engeland.
​
Hij woonde niet in zijn huis naast de Jeruzalemkerk, maar aan de Verversdijk waar hij een groot complex bezat, voorzien van stapelruimten, stallingen en lakenverwerijen. Hij bevond er zich midden
de Schotse handelaars.
Van de wolkammers tot de wevers: het proces van het Brugse laken
Wol uit Engeland en Schotland
Laken was één van de belangrijkste exportproducten van Brugge en bij uitbreiding van Vlaanderen. Het hele productieproces begon met het aanvoeren van wol. De meeste wol kwam vooral uit Engeland en Schotland. Daar kochten kooplieden de wol en werd het met schepen naar onze stad gebracht.
De wolwassers
De wolkammers
De wol werd dan gewassen. De uitwerpselen en andere viezigheid werd uit de wol gewassen. De reitjes aan het Minnewater waren hiervoor de geschikte plaats. Op de 'meersen' (Oost- en Westmeers) tot aan het Zand waren grote droogweiden waar de wol te drogen lag.
Dan werd de wol naar de wolkammers gebracht. Zij kamden en pluisden de wol. Nu was de wol wel schoon maar nog niet geschikt om te kunnen spinnen. Daarvoor moest het eerst nog worden gekaard. Met grote borstels werd de wol gekamd zodat de wolhaartjes allemaal netjes naast elkaar kwamen te liggen.
De ververij
Dan kwam een belangrijk onderdeel van het proces: het verven. Dit bepaalde voor een groot deel de kwaliteit van laken. Hoe beter geverfd hoe beter de kwaliteit. In grote kuipen werd de wol geverfd. Hiervoor gebruikte de wolververs natuurlijke verfstoffen. Voor de gele kleur gebruikten zij wouw. Meekrap werd gebruikt voor de rode verfstof en wede en lakmoes voor de blauwe kleur. Men gebruikte aluin (een soort van lijmblok) om te zorgen dat de verfstof goed hechtte. Want al de wol moest overal gelijk gekleurd zijn en niet vlekkerig. Daarom ging er zeer veel tijd zitten in het verfproces en werd het eindresultaat door speciale gemeentelijke controleurs gekeurd (staalmeester) en voorzien van een code.
De wevers
De vulders/volders
De lakenwever spande de draden op het weefgetouw en weefde het laken tot een voorgeschreven afmeting. Onbewerkt laken was 3,5 meter breed en 35 meter lang. Hier ging ongeveer 40 kg. wol in.
Dan werd het laken naar de vollers of volders gebracht. Deze mensen moesten het wol laten vervilten. De volders stopten het laken in een grote bak met heet water, urine, zeep en vollersaarde (een vettige klei die het vuil uit de wollen vezels opnam). De vollers gingen dit alles met de voeten aanstampen. Hierdoor vervilte de wollenstof; het kromp en werd dus ook dikker. Heel vies werk wat ook slecht werd betaald.
Dan werd er opnieuw gewassen en gedroogd op speciale houten ramen. Hierdoor werd het laken in de juiste maten opgerekt: 2,5 bij 21 meter.
De laatste handelingen waren het opruwen, waarbij alle wollenhaartjes in één richting werden gekamd en het scheren van het laken. Met grote scharen werden uitstekende pluisjes en haren verwijderd zodat een mooi effen oppervlak ontstond. En dan werd het laken op glans gebracht met sandelhoutolie.
Handel per schip tot in Brugge
Brugge was in de middeleeuwen een bruisende metropool. Via Sluis en Damme kwamen handelsschepen van overal tot in Brugge waar ze hun goederen verkochten op de Markt. Zou kon ik dagelijks genieten van mijn favoriete Moesselwijn uit Duitsland en mijn laken dan weer exporteren tot in Italië
Bekijk de kaarten en het filmpje hieronder en probeer uit te vogelen welke goederen naar Brugge gebracht werden vanuit gans Europa.
Brugge lag niet aan zee en toch was het een belangrijke havenstad. Via kogges kwamen de goederen toe vanuit heel Europa in Sluis. Daar werden ze op kleinere schepen geladen en richting Damme gevoerd.
SLUIS
DAMME
DAMPOORT
De handelsgoederen kwamen binnen via de Dampoort. Daarna voeren de kleine schepen over de Langerei, sloegen rechts af naar de Spiegelrei, gleden voorbij de Poortersloge, en stevenden via de reie achter de Vlamingstraat recht naar de Markt. Wél konden alleen maar kleinere platte schepen zó ver geraken, omwille van de stenen bruggen, waar ze onderdoor moesten. Op de Markt bouwde men al rond 1250 een grote overdekte losplaats, de 'Waterhalle'. De schepen konden er in het droge lossen en hun goederen opslaan in de aanwezige stapelruimten of in de vlak ernaast gelegen 'Stadshallen'. Ook al was de stad gaandeweg niet meer rechtstreeks met de zee verbonden, toch bleef ze een volwaardige zeehaven. Ze had immers het exclusieve stapelrecht van alle koopwaren die via het Zwin werden aangevoerd. Wat in Sluis, in Damme of in andere Zwinhavens werd gelost, moest men overladen en zonder dralen naar Brugge voeren.
DAMPOORT
LANGEREI
SPIEGELREI
WATERHALLE
Het Kraanplein en het Tolhuis
Het Kraanplein en het Tolhuis waren gelegen in de nabijheid van de Poortersloge waar nu het Jan van Eyckplein is (al was dat plein er in de middeleeuwen niet).
PIJNDERSHUIS
TOLHUIS
De Waterhalle op de Markt
"Emilio Arnola, één van de Genuese koopmannen die vaak laken koopt bij mij, wou plots nog een extra bestelling. Gelukkig heb ik op zo'n momenten extra materiaal liggen in de Waterhalle". Bekijk het filmpje hieronder om te weten te komen welke goederen allemaal vanuit Brugge vertrokken.
Septem Admirationes Civitatis Brugensis
WATERHUIS
OOSTERLINGENHUIS
POORTERSLOGE
Het Beursplein met herberg Ter Beurze
Tussen de Poortersloge en de Markt ligt het plein met een aantal natiehuizen, maar vooral ook de gerenommeerde herberg van de familie Van der Beurse. De herberg was oorspronkelijk een kroeg, maar werd langzamerhand ook een wisselplaats en uiteindelijk zelfs een bank.
De loges of natiehuizen
Behalve Herberg Ter Beurse vind je hier ook de 3 grote Italiaanse natiehuizen: dat van Genua, dat van Firenze (of de Florentijnen) en dat van Venetië. Vind jij welk handelshuis tot welke natie behoort?
Het politieke beestje in Anselmus
De Burg was in de middeleeuwen - net zoals vandaag - het politieke hart van de stad. In het stadhuis zetelde de stadshouder met zijn stadsraad om - onder toezicht van de graaf van Vlaanderen of de Bourgondische hertogen - de stad te leiden. In de Oude Griffie kwamen de rechters samen om rechtszaken uit te pluizen. Bovendien beschikte een stad als Brugge over heel veel extra stadsrechten waardoor ze meer mochten dan andere steden. Deze stadsrechten stonden geschreven op 'bulles' die bewaard werden in de schatkist van het belfort.
Anselm Adornes werd net als zijn vader en oom lid van het stadsbestuur. Zo was hij meerdere keren hoofdman van de Sint-Niklaasgilde, verschillende keren lid van de stadsraad, schatbewaarder en zelfs twee jaar burgemeester van Brugge (1459-1460).
​
Het jaar 1477 betekende een hoogtepunt en daarna een dieptepunt in de loopbaan van Anselmus. Na de dood van Karel de Stoute braken de eerste rellen uit in Brugge. Maria van Bourgondië belastte Lodewijk van Gruuthuse en Anselmus Adornes om naar een vreedzame oplossing te zoeken. Hun optreden zou, volgens de kroniekschrijvers, tot tevredenheid van de inwoners hebben geleid.
Dit belette niet dat er enkele weken opnieuw onlusten ontstonden. Anselm werd met vijftien andere voormalige stadsbestuurders gearresteerd en verdacht van geld gestolen te hebben uit de stadskas. In het Steen (de gevangenis) werden ze gefolterd, waardoor ze bekenden dat ze effectief geld gestolen hadden. Adornes werd het mildst van allemaal gestraft, maar moest toch in zijn ondergoed, blootshoofds en barvoets, begeleid door de schout en de baljuw, van banier tot banier stappen en aan iedere deken om vergiffenis vragen. Het bedrag dat hij bekend had uit de stadskas te hebben ontvreemd moest hij viervoudig terugbetalen en hij mocht voortaan geen politieke functies meer uitoefenen.
De Poortersloge
Adornes en de Vlaamse Primitieven
De 'high society' van Brugge kende mekaar natuurlijk goed, zeker als ze dezelfde wortels hadden. Zo kende Anselmus Adornes zeker de grote schilder Jan van Eyck wel, maar misschien nog beter één van diens opdrachtgevers: Giovanni Arnolfini. Deze Italiaanse koopman woonde in Brugge op een boogscheut van zijn Italiaanse kennis en fijne stoffenleverancier Adornes. Ongetwijfeld zal hij tegen Adornes wel gestoeft hebben over zijn prachtige schilderij gemaakt door de grootmeester Jan van Eyck.
Anselmus en Jeruzalem
Na zijn publiekelijke en politieke afgang in het jaar 1470 besluit Anselmus Adornes om boete te doen en trekt hij op bedevaart.
​
Hij gaat als pelgrim richting Jeruzalem, vergezeld van zijn zoon Jan Adornes. Wanneer ze terug zijn van hun lange reis, voltooit hij zijn huiskapel, maar brengt Oosterse accenten aan in de architectuur, waarbij hij de herinnering aan zijn reis wilde behouden.
Op die manier werd de Brugse Jeruzalemkerk een kopie van de Heilige Grafkapel in Jeruzalem.
Adornes' diplomatenbestaan
In 1467 verbood het Schotse parlement handel met Vlaanderen en de Schotse kooplieden moesten Brugge verlaten. Anselm Adornes reisde toen naar Schotland, aan het hoofd van een diplomatieke missie, in dienst van de stad Brugge maar ook de Bourgondische hertog Karel de Stoute. De onderhandelingen met de Schotse koning en het Schotse parlement waren succesvol en de Schotse kooplieden kwamen in het voorjaar van 1470 terug.
​
De contacten die hij aanknoopte met het Schotse hof betekenden een aanzienlijke verhoging van zijn sociale status, niet alleen in het graafschap Vlaanderen, maar ook in Schotland, waar zijn optreden indruk had gemaakt. Hij werd door koning James III met gunsten overstelpt. Einde 1468 werd hij tot ridder in de Orde van de Eenhoorn geslagen, werd hij benoemd tot koninklijk raadgever en werd hem de heerlijkheid Cortachy geschonken.
Einde van zijn leven
Door zijn goede band met de koning van Schotland verbleef Anselmus vaak in Schotland. Zo ook vlak voor zijn dood, waar hij onverwacht betrokken raakte in een gevecht in een klooster en daarin vermoord werd. Op 23 januari 1483 sterft hij in het klooster Coldstream bij Linlithgow.
​
Hij wordt begraven in Schotland, maar zijn hart wordt wel overgebracht naar Brugge om in het grafmonument (naast zijn vrouw) in de Jeruzalemkerk gelegd te worden.