KEUZE IN DE BIJBEL
OPBOUW BIJBEL
Het oude Testament
Het eerste deel van de Bijbel heet het Oude Testament (O.T.). Die benaming wordt vanaf de eerste kerken gebruikt om duidelijk te maken dat deze boeken hoorden bij de eerste periode van de geschiedenis: ze gaan over de tijd vóór Jezus’ komst.
De boeken van het Oude Testament (van Genesis tot Maleachi) zijn geschreven rond en tijdens de Babylonische ballingschap in de Hebreeuwse en de Aramese taal. De eerste boeken (Genesis tot en met Deuteronomium) gaan over: de vroegste geschiedenis van de mens, het ontstaan van het volk Israël en de wet die God aan Israël gegeven heeft. Daarna volgen de historische boeken (Jozua tot en met Ester). Daarin wordt de verdere geschiedenis van Israël verteld. De boeken Job tot en met Hooglied zijn 5 poëtische boeken. De profetenboeken (Jesaja tot Maleachi) zijn de laatste boeken van ons Oude Testament.
Het Oude Testament van de joden heet de TeNaCh – een letterwoord dat staat voor de drie delen van de Bijbel:
-
Torah: de boeken van de Wet – ook wel de boeken van Mozes of de Pentateuch geheten
-
Nebiïm: de boeken van de profeten (Nabi = Hebreeuws voor profeet) – de boeken van Jesaja, Ezechiël, Jeremia en de 12 kleine profeten
-
Chetubim: de liederen en de boeken van de wijsheid – hieronder plaatsen we boeken zoals Ruth, Hooglied, Esther, …
In onze Bijbel vinden we deze indeling niet terug. Wij hanteren een vrij chronologische volgorde van de Boeken – in de volgorde van het verhaal.
.
Deuterocanonieke
boeken
In de Katholieke Bijbel zal je boeken vinden die niet in de oorspronkelijke Hebreeuwse Bijbel (en ook niet in sommige protestantse bijbels) staat. De reden hiervoor is omdat ze geschreven zijn in de periode na het vastleggen van de Hebreeuwse Bijbel. Toch horen ze er in zekere zin bij, al zijn ze vaak moeilijk te lezen en begrijpen.
Nieuwe Testament
Het tweede gedeelte van de Bijbel wordt het Nieuwe Testament (N.T.) genoemd. Die titel werd vanaf de vroege kerk gebruikt om duidelijk te maken dat deze boeken horen bij een nieuwe periode van de geschiedenis: de tijd vanaf de komst van Jezus. In het Nieuwe Testament staat de persoon Jezus Christus centraal.
Het N.T. bestaat uit boeken van de eerste volgelingen van Jezus. Die boeken zijn waarschijnlijk tussen ongeveer 50 en 95 na Christus geschreven in het Grieks. Die periode valt in de zo genoemde Grieks-Romeinse tijd. Het Nieuwe Testament begint met 4 evangeliën: beschrijvingen van het leven en het onderwijs van Jezus. In het boek ‘Handelingen van de apostelen’ is het ontstaan van de eerste christengemeenten beschreven. Verder volgen een aantal brieven aan bepaalde kerken of aan individuele gelovigen. Deze brieven zijn geschreven door apostelen: volgelingen die Jezus had uitgekozen om het evangelie te vertellen aan de hele wereld. Het laatste boek van het Nieuwe Testament is de ‘Openbaring van Johannes’. De schrijver beschrijft visioenen (openbaringen, onthullingen) die God hem liet zien over de laatste periode van de menselijke geschiedenis.