KUNST IN DE
MIDDELEEUWEN
Uit ‘Een geschiedenis van België’ door Benno Barnard en Geert van Istendael:
“De vijftiende eeuw was een glansperiode, een gouden eeuw. Dankzij de rijkdom in Vlaanderen en Brabant bloeide hier de kunst: de schilderkunst, de muziek, de bouwkunst ofwel architectuur en de boekdrukkunst.
Om met architectuur te beginnen: de nieuwe stijl was gotiek, al dat gepriegel in steen, ramen die verijlden tot een punt ergens hoog boven je hoofd, en heel veel ornamenten, versierselen, beelden, waterspuwers… al die zaken die je nu nog kunt bewonderen in oude steden. Die steden pronkten met hun rijkdom zoals rijke dames pronkten met hun kleding en sieraden. En dus was een gotische kerk of kathedraal niet genoeg, ook de stadhuizen en belforten en zelfs de koopmanswoningen werden als het ware tentoonstellingen van de kunst van de metselaars en steenkappers en glazenmakers. Dat kathedraal van Antwerpen, het stadhuis van Brussel en dat van Leuven, de gildehuizen in Gent en Brugge, en ga zo maar door.”
De romaanse bouwstijl (van de 10de tot het midden van de 13de eeuw) wordt gekenmerkt door:
- dikke, zware muren
- de muren zijn vaak weinig tot niet gedecoreerd
- weinig ramen
- het gebruik van rondbogen in de volledige bouw
- de stijl laat weinig tot geen licht toe in het gebouw
"Bij deze bouwstijl werd voortgebouwd op de constructies van de Romeinen, met massieve stenen muren. Er worden drie perioden onderscheiden: de eerste met houten kappen, de tweede met stenen gewelven en een laatste met hogere muren en minder gesloten muurwerk. Deze laatste periode maakt de overgang naar de gotiek."
De gotische bouwstijl (vanaf de 12de eeuw tot het begin van de 16de eeuw) wordt gekenmerkt door:
- kathedralen in de vorm van kruiskerken
- hoge ramen die meer licht toe laten (met op termijn het gebruik van glas in lood)
- een skeletconstructie van bogen en kolommen (het geraamte wordt deels buiten het gebouw verder uitgewerkt met luchtbogen en steunberen)
- het gebruik van spitsbogen
- stenen versieringen in en om de gebouwen, evenals het gebruik van levendige kleuren
"Bij deze bouwstijl werd voornamelijk het verticale benadrukt. Het gebouw zoog je als het ware richting God. Bovendien moesten de lichtinval, de versiering en de opbouw ervoor zorgen dat binnen in de kerken een stukje hemel ervaren werd."
Plaats de foto's bij de juiste bouwkunst
KATHEDRAALBOUW IN DE MIDDELEEUWEN - CANVAS
Benoem de gotische elementen van de kathedraal
PILLARS OF THE EARTH - 2010
Gargoyle - waterspuwer: met kleurplaat
Waterspuwer
Voor het afvoeren van hemelwater werden waterspuwers of gargoyles gebruikt. Deze hebben vaak de vorm van een monster of fabeldier, maar ze komen ook voor in de vorm van een mens. De waterspuwers moesten voorkomen dat het hemelwater de fundering aantastte en in de muren drong.
De gargoyles stonden op de kathedralen omwille van verschillende redenen. Demonen en monsters, symbolen voor het kwaad, moesten het levenbrengende water door hun keel laten gaan en werden dus gedwongen iets goeds te doen, namelijk het bevloeien van de aarde! Deze waterspuwers hebben hun hand aan hun keel en trekken vieze gezichten. Verder was het ook hun bedoeling – zo dachten de middeleeuwers – om geesten en demonen buiten de kathedralen te houden. Maar vooral was hadden deze waterspuwers een decoratief karakter.
Schilderkunst in de middeleeuwen: miniaturen
MINIATUREN
Miniatuur komt van het Latijnse <miniatus> en betekent letterlijk ‘rood geverfd’. Het verwijst naar vermiljoen, de rode kleurstof, waarmee de eerste tekeningen werden aangemaakt. Een miniatuur is de benaming voor kleine geschilderde voorstellingen in een handschrift of een incunabel. Ze werden door een miniaturist aangebracht nadat de tekst in handschrift in het boek geschreven was. Deze stijl doet vanaf de Karolingische renaissance zijn intrede en wordt doorheen de middeleeuwen verfijnder en geraffineerder.
Uit ‘Een geschiedenis van België’ door Benno Barnard en Geert van Istendael:
Ook in de schilderkunst zijn de Bourgondische Nederlanden toonaangevend. De namen van de schilders zijn bij het grote publiek bekend. Ze worden vaak de Vlaamse Primitieven genoemd. Ook veel Vlaamse Primitieven waren niet uit Vlaanderen afkomstig, al werkten ze vaak in Brugge en Gent, gewoon omdat daar de rijkste opdrachtgevers woonden. Maar waarom werden ze in hemelsnaam ‘primitief’ genoemd? Want aan hun schilderijen is niks primitiefs, die zijn ronduit geniaal. (…) In 1902 werd in Brugge een grote overzichtstentoonstelling met werken van deze schilders gehouden, onder de titel Les Primitifs Flamands à Bruges. Een Franse titel, want in de nog jonge staat België was het Nederlands in Vlaanderen ondergeschoffeld geraakt – dat was een boerenkinkeltaaltje dat je als rijke burger tegen je dienstmeisje of je hond sprak. In elk geval was de tentoonstelling een reusachtig succes en werd de term populair, zo populair dat we nog altijd over Vlaamse Primitieven spreken. In 1902 dacht een keurige burger bij die woorden waarschijnlijk ongeveer dit: ‘In de late middeleeuwen waren we hier in Brugge al erg rijk en konen we net als de Italianen goed schilderen. Maar we waren ook nog wat primitief, we spraken nog Boerenkinkels in plaats van Frans. Ontwikkelde mensen spreken Frans, n’est-ce pas?’
Hoe dat zij, deze schilders schilderden niet meer op muren, zoals tot dan toe gebruikelijk was. In plaats van fresco’s, muurschilderingen, maakte ze schilderijen op houten panelen (linnen doeken werden pas later gangbaar, al is er wel een vijftiende-eeuws schilderij op linnen bewaard gebleven). En wat vooral opvalt in hun werk zijn de schitterende kleuren. Het gras is echt groen, de mantel is zo rood als alleen fluweel kan zijn, en ogen zijn zo blauw als de zee op een zomerdag. En wat daarnaast opvalt, vooral als je wat beter kijkt, is de liefdevolle manier waarop de gezichten zijn weergegeven. Veel van deze schilderijen hebben nog altijd een religieus onderwerp, maar als een Madonna in vroegere eeuwen een tamelijk braaf, onpersoonlijk, vroom gezicht had, dan kan je nu op zo’n schilderij van zo’n Primitieve Vlaming, goed zien dat de schilder zijn mooi buurmeisje (waarop hij stiekem verliefd was) heeft laten poseren.
de Vlaamse Primitieven
1. Van waar komt de naam 'Vlaamse Primitieven'?
2. Wat was het opmerkelijke en vernieuwende aan de stijl van de Vlaamse Primitieven?
Het huwelijk van Arnolfini -
Jan Van Eyck
Muziek in de middeleeuwen
Gregoriaans
In de vroege middeleeuwen is de ontwikkeling van de muziek gebonden aan de ontwikkeling van de kerkmuziek. In de 6e t/m de eerste helft van de 9e eeuw was de muziek monofoon (slechts één melodie tegelijk) en louter en alleen mondeling overgedragen. Paus Gregorius I de Grote (540-604) draagt muzikanten op om eeuwenoude teksten en melodieën in notenschrift om te zetten en bruikbaar te maken voor de liturgie. Vandaar komt de naam ‘Gregoriaans’. Keizer Karel de Grote heeft gezorgd voor een enorme stimulans van het Gregoriaans door in heel zijn rijk de priesters te verplichten om gregoriaans in de vieringen te gebruiken.
Sanctus VIII - Missa de Angelis
Parallel organum
Vanaf de negende eeuw ontstaat een eerste vorm van meerstemmigheid. De vroegste geschreven vorm ervan treft men aan in de verhandeling Musica enchiriadis ('Muzikaal handboek') die dateert uit ca. 900. Bij de oudste vorm van het organum, het parallel organum zingt de eerste stem (vox principalis, later cantus firmus genoemd) de oorspronkelijke Gregoriaanse melodie, en zingt de onderstem (vox organalis) op een kwart of kwint lager parallel mee.
Leonin: organum dublum
Ars Antiqua
In de hoge middeleeuwen ontwikkelt de (kerk)muziek zich geleidelijk aan. De naam Ars Antiqua (de Oude Kunst) verwijst naar de muziekstijl van de jaren ca. 1170 - 1310. Dit is het tijdvak van de polyfone stijl van de Notre Dame-school, waarin het mottet als hoofdstijl binnen komt. Niet alleen de gewijde muziek maakt gebruik van deze vernieuwing, maar ook troubadours en straatzangers hanteren dit genre.
Troubadours - minnezangers
Troubadours waren dichters en componisten van wereldlijke poëzie. De minnezang kwam meer voor in Duitsland, terwijl de troubadours zich ophielden in Frankrijk. De inhoud van hun liederen verschilde wat, al kwam het vaak neer op hoofse liefde, oorlopgsverhalen en hekelgedichten. Deze groep muzikanten zorgde ervoor dat de muziek zich niet enkel binnen de kerkelijke aangelegenheden thuishield.
Vergelijk middeleeuwse troubadourliederen met hedendaagse folk
Belle qui tiens ma vie - ME
Belle - Laïs (2007)
Ars Nova - polyfonie
De Ars nova (nieuwe kunst) ontstaat rond 1300 en is een enorme verandering. Van de muziek van de Ars nova kan gezegd worden dat zij een veel grotere expressiviteit en variatie ten toon spreid dan de muziek van de voorgaande eeuwen. Er wordt veel polyfoner gewerkt dan voorheen en bovendien is de muziek ritmisch en vol instrumenten.